zondag 29 maart 2009

instalatie eisen

1. Inleiding

Deze instructie is gemaakt voor iedereen die als nieuwe Scout bij de Litjo groep komt. Het bevat allerlei informatie over scouting. Daarnaast is het een voorbereiding op je installatie, die over een tijdje zal plaatsvinden. In de eerste maanden dat je bij de groep zit is het de bedoeling dat je de dingen die in dit boekje staan, leert en begrijpt. Alles dat je moet leren zul je tijdens de programma’s met de Scouts regelmatig nodig hebben. Als je bijvoorbeeld geen sjorringen kent, kun je geen hoge toren bouwen, en als je niet weet wat een kompas is, kun je verdwalen!
In de patrouillemap zit een aftekenkaart. Hierop word bijgehouden welke onderdelen je al kent. Als deze kaart compleet is afgetekend kun je worden geïnstalleerd.
Hoe gaat dat "aftekenen" van je kaart nu precies in zijn werk? Achter elk onderdeel zie je drie - nu nog lege - vakjes staan. Zodra je denkt dat je een bepaald onderdeel onder de knie hebt, ga je naar iemand van de leiding gaan die dan controleert of je het ook werkelijk kunt. Als je het goed doet wordt het op je kaart in het rechtse vakje afgetekend (paraaf voldaan). Als je het nog niet zo goed kunt krijg je van de leiding uitleg, en dat wordt afgetekend in het linker vakje (paraaf uitleg). Je mag het dan later nog eens proberen. Natuurlijk mag je altijd om extra uitleg vragen.
Als je op deze manier je hele kaart vol hebt gemaakt kun je geïnstalleerd worden. Na de witte kaart kun je met je patrouille besluiten dat je verder met de regenboogkaart gaat. Hieronder vallen alle scouting technieken in scouts insignes, want er valt nog veel meer te leren over Scouting!

2. Scouting

A. scouting algemeen
Robert Baden – Powell (BP) (22 februari 1857 – 8 januari 1941) was een luitenant – generaal in het Britse leger, schrijver en de grondlegger van scouting. Baden – Powell schreef het boek Scouting for Boys, dat in 1908 uitkwam. Terwijl hij dit schreef, testte hij zijn ideeën en methodes tijdens een kamp op Brownsea Island dat op 1 augustus 1907 begon, en vandaag de dag wordt gezien als het begin van scouting.
Olave St Clair Baden – Powell (22 februari 1889 – 19 juni 1977) was de vrouw van BP. Zij heeft samen met Agnes Baden – Powell, de zus van BP, de meisjes tak van scouting opgericht.
In Nederland werd de eerste Scoutinggroep in december 1910 opgericht. In de loop van de tijd ontstonden er in Nederland vier grote Scoutingverenigingen, die in 1973 samengingen in Scouting Nederland, dat daarmee de grootste jeugdvereniging van Nederland werd. Prinses Maxima is beschermvrouwe van Scouting Nederland.
Onze eigen groep is opgericht op 21 maart 1961. We dragen een oranje das met blauwe strepen. Deze das is ontworpen door een lid, de twee strepen stellen de rivieren de Linde en de Tjonger voor. Waarnaar onze groep genoemd is.
Een aantal belangrijke data:
1 augustus 1907: oprichting scouting.
December 1910: scouting in Nederland;
22 februari: BadenPowelldag; verjaardagen van Robert en Olave St Clare Baden – Powell
23 april: Sint Joris dag
21 maart 1961: oprichting Litjo groep Wolvega

B. Het scouting uniform

De leden van de Litjo groep dragen bij de wekelijkse opkomsten een uniform, net als de rest van de Scouts over de hele wereld.
Het uniform zorgt voor gelijkheid en herkenbaarheid. Bijkomend voordeel is dat het uniform lekker zit en vies mag worden! De Litjo volgt de uniformrichtlijnen van Scouting Nederland. Het uniform bestaat uit een liefst blauwe broek, een beige blouse met daarop diverse insignes, een groepsdas en een scoutpet. De groepsdas is voor elke groep verschillend. De groepsdas van de Litjo is oranje met blauwe strepen. De scouts dragen een scoutpet, die verplicht wordt gedragen tijdens het openen en sluiten van de opkomsten en tijdens officiële en plechtige gebeurtenissen. Tijdens normale opkomsten stellen wij geen eisen aan de kleur van de broek. Tijdens officiële en plechtige gebeurtenissen moet er echter een blauwe broek gedragen te worden.

C. De vlag
Iedere opkomst beginnen we met een vlagenceremonie. Hiervoor gebruiken we de Scouting Nederland vlag.
Het omhoog gaan van de vlag noemen we hijsen van de vlag en het laten zakken van de vlag strijken. Er zijn een aantal officiële regels waaraan we ons moeten houden:
- Een vlag mag de grond niet aanraken
- De verhouding van een vlag is 2 bij 3,
- De vlag moet zo hangen dat ze een ereplaats inneemt. De stok moet zo lang zijn dat de vlag nooit op de grond hangt of het verkeer hindert, ook niet als ze halfstok hangt.
- Halfstok hangen wil zeggen: de vlag tot de top hijsen, dan langzaam en statig neerhalen tot ze op de helft van de stoklengte hangt, waarna de vlaggenlijn wordt vastgebonden. Neerhalen gebeurt op dezelfde manier eerst omhoog en dan volledig strijken.
Knopen waarmee de vlag worden vastgemaakt:
1: Schootsteek (boven in de vlag)
2: Platte knoop (onder in de vlag)
3: Mastworp met muilslag (3 delen van de scouts wet)(aan de vlaggemast

De vlagceremonie
Elke ochtend beginnen en eindigen we met zijn allen. Aan het begin van de ochtend, bij de opening, wordt de vlag gehesen en salueren we naar de vlag. Als we weer naar huis gaan wordt, tijdens de sluiting, de vlag gestreken. Tijdens de opening en de sluiting staat de groep per patrouille opgesteld in een carré (vierkant) tegenover de vlaggenmast in compleet uniform, op de manier zoals een uniform hoort te zitten. Zodra iemand van de leiding zegt: “Troep sta!” gaat iedereen netjes rechtop staan. “Vlaggenwacht treed aan!” de vlaggenwacht legt de vlag op z’n linker schouder, pakt het touw vast met linker hand en gaat met de rechter hijsen. "Troep saluut!" en iedereen salueert tot “Saluut af” de vlag word vast gemaakt met de mastworp met muilslag. Doet een stap naar achter salueert naar de vlag en vervolgens naar de leiding. De vlaggenwacht gaat op zijn plaat staan. De leiding zegt nu: “mag ik de wet”. Nu stapt iemand anders naar voren, salueert naar de leiding en zegt de scoutswet op. Tijdens dit geheel staat iedereen netjes en stil, er word dus niet gepraat.
Tijdens de opening salueren we naar de vlag. Maar hoe moet dat en wat betekent het? Salueren doe je door van je rechterhand je duim over je pink te leggen en je drie middelste vingers omhoog te houden. Je houdt je hand nu aan je rechteroor. Het is niet voor niks dat je je vingers zo moet houden. Alles heeft een betekenis. De drie vingers die je opsteekt herinneren aan de drie dingen die je bij je installatie belooft: Je belooft dan immers je best te doen om 1. een goede scout te zijn, 2. iedereen te helpen waar je kunt, en 3. je te houden aan de Scoutswet.
De duim die je over je pink legt, symboliseert de sterke die de zwakke beschermt. De cirkel die ontstaat onder je duim en pink staat voor de wereld en herinnert je eraan dat alle mensen op de wereld bij elkaar horen en dat we dus aardig voor elkaar moeten zijn.

D. Wet en belofte
Wanneer je geïnstalleerd wordt, word je gevraagd om de belofte af te leggen. Wat wil dat nu zeggen?
De belofte luidt:
Ik beloof mijn best te doen een goede Scout te zijn, iedereen te helpen waar ik kan en me te houden aan de Scoutswet.
Jullie kunnen op me rekenen.

Het betekent dat je laat merken, dat je samen met de andere scouts mee wil doen aan het spel van verkennen, en dat je daarbij goed je best zult doen. Je speelt samen, dus de anderen zullen op jou moeten kunnen rekenen. Iedereen die lid is van onze Scoutsgroep heeft dezelfde belofte afgelegd. Het geeft een band met elkaar.
In de belofte wordt gesproken over de Scoutswet. Deze wet is een aanwijzing hoe je samen het spel van verkennen zou kunnen spelen. Het zijn eigenlijk een soort spelregels. Zo ziet de wet eruit:
Een scout trekt er samen met anderen op uit om de wereld om zich heen te ontdekken en deze meer leefbaar te maken.
Hij is eerlijk, trouw en houd vol. Hij is spaarzaam en sober en draagt zorg voor de natuur. Een scout respecteert voor zichzelf en voor anderen.

Bij de scouting is er nog en gewoonte: we geven elkaar de linker hand. Dit heeft 2 redenen: je linkerhand zit het dichts bij je hart en vroeger droegen soldaten het schild links en de speer rechts, als je de ander vertouwde legde je het schild weg en gaf je de linker hand.


3. Technieken

A. Knopen en schiermannen
Tijdens het pionieren (het maken van objecten met hout en touw) zul je vaak gebruik maken van knopen, bijvoorbeeld om twee touwen aan elkaar te maken of om een touw aan een paal te bevestigen. Binnen scouting worden heel veel verschillende knopen gebruikt. Deze hebben allemaal een eigen functie. Het is erg belangrijk bij een bepaalde toepassing de juiste knoop te gebruiken. Het gebruiken van een verkeerde knoop kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat de knoop niet meer los kan of dat het touw breekt. Het is dus niet alleen belangrijk om de knopen te kunnen maken, maar ook om te weten wanneer je ze toepast (en wanneer niet).

Platte knoop
De platte knoop gebruik je om twee even dikke touwen aan elkaar te maken. Een platte knoop in twee touwen van ongelijke dikte zal nooit goed blijven zitten! Een goed gelegde platte knoop is erg stevig. Een nadeel is dat hij soms moeilijk los gaat. Gebruik deze knoop daarom niet wanneer er erg veel spanning op het touw komt te staan of wanneer het touw nat wordt. In die gevallen kun je beter een schootsteek gebruiken.


Schootsteek
De schootsteek wordt gebruikt om een dik en een dun touw aan elkaar vast te maken. Ook moet je deze knoop gebruiken voor twee even dikke touwen als er veel spanning op het touw komt te staan of als je weet dat het touw nat wordt. Het voordeel van de schootsteek is dat je hem dan wel los kunt krijgen, in tegenstelling tot een platte knoop. Een derde toepassing van een schootsteek is het vastmaken van een touw aan een lusje, bijvoorbeeld het lusje van de vlag. Het lusje neemt dan de plaats in van het dikke touw.


Mastworp
De mastworp wordt gebruikt om een touw aan een paal vast te maken, bijvoorbeeld bij een kruissjorring. Wanneer het touw nat wordt moet je een mastworp met lus maken, anders is kun je de knoop bijna niet los krijgen. Je steekt het uiteinde dan terug onder het bovenste touw door, zoals te zien is op de tekening.


Pionieren
Sjorringen worden gebruikt om palen met behulp van touw aan elkaar vast te maken. Er zijn verschillende soorten sjorringen, die elk een eigen toepassing hebben. Het is belangrijk dat je weet wanneer je welke sjorring moet leggen. Niet alleen omdat anders de verbinding onbetrouwbaar kan worden maar ook omdat het pionierobject hierdoor zelfs onveilig kan worden. Als je een sjorring legt moet je zorgen dat je hem netjes legt. Dit doe je door elke slag goed aan te trekken. Vergeet hierbij niet het touw voortdurend met een hand strak te houden. Zo voorkom je dat de slagen los komen te zitten.

Kruissjorring
De kruissjorring is de meest gebruikte sjorring tijdens het pionieren. De kruissjorring is voor een vaste verbinding van twee elkaar kruisende palen. Deze palen kunnen haaks of enigszins scheef ten opzichte van elkaar staan.
Begin met een mastworp op de dragende paal. Haal het uiteinde om de steunende paal en vervolgens om de dragende paal heen. Het touw kruist zichzelf niet, maar is netjes horizontaal of verticaal om de paal geslagen. Herhaal dit 2 of 3x; dit hangt mede af van de beschikbare lengte touw. Daarbij komen de slagen bij de steunende paal aan de buitenkant. Bij de dragende paal komen de slagen aan de binnenkant. Haal dan het touw tussen de palen door. Zo worden de slagen stevig aangetrokken. Doe dit 3x. Dit heet: woelen. Trek bij elke woeling het touw goed aan. Leg ten slotte twee halve steken of een mastworp om de steunende paal.


Driepoot
Met de driepoot verbind je drie of vier palen met elkaar. Je begint met een mastworp aan een paal die aan de buitenkant ligt. Vervolgens ga je slalommen om de palen heen. Zorg ervoor dat je het strak aantrekt,maar niet te strak anders kun je op het laatst de driepoot niet meer overeind zetten. Daarna ga je woelen. Je slaat het touw tussen beide palen door om de slagen heen. Hierdoor worden de slagen naar elkaar toe getrokken. Trek elke woeling weer strak aan. Je maakt ongeveer drie woelingen. Op het laatst maak je weer een mastworp. Deze mastworp maak je aan de paal die aan de buitenkant ligt.


Touw opschieten
Na het afbreken van een pionierobject moeten de palen en het touw opgeruimd worden. We gooien het touw dan niet op een hoopje maar rollen het op een speciale manier op. Dat noemen we opschieten. Er zijn heel veel verschillende manieren om een touw op te schieten. Binnen onze groep gebruiken we de volgende manier:
1. Neem een uiteinde van het touw in je rechter hand.
2. Sla het touw nu net zo lang om je rechter elleboog en je hand tot je ongeveer nog touw hebt voor één slag.
3. Sla dit nu om de lussen heen en wikkel het touw om de lussen naar beneden.
4. Haal het laatste stukje touw onder zichzelf door en trek het touw goed aan.


B. Natuur en milieu
Bij de scouting ben je altijd in en met de natuur bezig. Op kamp scheiden we ons afval en we laten het kampterrein netter achter als dat we hem gevonden hebben. Maar niet alleen dat we weten ook veel van de bomen, planten en dieren die in onze omgeving voorkomen, we kunnen ze ook herkennen en weten welke giftig zijn en weke niet.

C. Vuur en stoken
Bij de scouts hebben we regelmatig vuur. Soms is dit voor een kampvuur maar ook vaak om op te kunnen koken. Om veilig vuur te kunnen stoken moet je aan een aantal regels voldoen:
- Stook alleen op de daarvoor bestemde plaatsen.
- Zorg dat de stookplek vrij is van bladeren en takjes.
- Zorg ervoor dat er niet iets anders brand kan vatten, zoals tent, jas of overhangende takken.
- Zorg voor emmer water en emmer zand om te doven.
- Stook alleen als volwassenen weten dat je bezig gaat.
- Stook alleen goed gedroogd hout.
- Houd rekening met de windrichting en het tijdstip
- Stook liever niet als overal ramen en deuren open staan
- Zorg dat het hout goed brand en weinig rook veroorzaakt
Als je aan deze voorwaarden voldoen mag je beginnen met het bouwen van een vuurtje. Je begint hierbij met kleine aanmaak materiaal of ook wel tondel. Hier overheen zet je kleine aanmaak takjes. Als afsluiting zet je er iets dikkere takken overheen. Zorg dat je met een lucifer nog wel bij het tondel kan. De meest handige plek hiervoor is de kant waar de wind vandaan komt.

D. Bijl, zaag en mes
Bij de Scouts maken we vaak gebruik van bijl, mes en zaag. De bijl en de zaag zijn erg handig als je hout klein wilt maken voor op het vuur, en met een zakmes kun je eindjes touw afsnijden en houtsnippers maken om je vuur aan te maken. In de regenboog kaart kun je leren hoe je veilig met zowel zakmes als de bijl en zaag om moet gaan. Deze onderdelen moeten door een aantal van je patrouille zijn afgerond voordat er een bivak kamp gehouden word.

Zakmesgebruik
Bij de scouts mag iedereen die geïnstalleerd is een zakmes hebben en gebruiken. Om dit veilig te kunnen doen is het belangrijk om meer over het mes te weten. Het mes bestaat uit twee delen: het lemmet en het heft. Het lemmet is dat gedeelte van het mes waarmee je snijdt. Het gedeelte van het mes dat je in je handen houdt wordt het heft genoemd. Bij een zakmes kun je het lemmet in het heft klappen. Er zijn zakmessen die een slot hebben waardoor het mes niet vanzelf kan inklappen als je ermee aan het snijden bent. Deze messen kun je pas inklappen als ze ontgrendeld zijn. Ze zijn veiliger in gebruik dan messen zonder slot. Voor het veilig gebruiken van een zakmes is het belangrijk onderstaande regels te kennen en te gebruiken:
• Controleer altijd of het lemmet van je mes goed vast zit en zorg dat je mes goed scherp is. Met een bot mes moet je meer kracht zetten, zodat er meer kans is dat je uitschiet. Bovendien geeft een scherp mes nettere wonden als jij je per ongeluk snijdt.
• Snij nooit iets direct op de grond, maar leg er altijd een stuk hout of iets dergelijks onder. Van zand wordt een mes heel snel bot.
• Snij altijd van je af en let daarbij op of er geen andere mensen in jou snij richting staan.
• Draag een zakmes altijd ingeklapt.
• Een mes is geen stuk speelgoed. Gebruik het alleen als je het echt nodig hebt.

De bijl
Bij de bijl moet je de verschillende benamingen van de bijl te kennen en aan welke regels je moet houden als je met een bijl gaat werken.

Veilig omgaan met een bijl is van groot belang om ongelukken te voorkomen. Wat betreft de bijl neem je de volgende hak – geboden in acht.
1. Gebruik een goede bijl.
2. Houdt de bijl scherp.
3. Stop als je moe wordt.
4. Houdt iedereen op veilige afstand.
5. Niemand voor of achter.
6. Controleer of de bijl vast zit.
7. Gebruik de bijl veilig.
8. Sta stevig.
9. Zet de bijl in een hakblok.
10. Houdt hout tussen jezelf en de bijl.
11. Draag stevig schoeisel.

E. EHBO
Op een kamp, maar ook op een gewone zaterdagmiddag kan er van alles gebeuren. Ook ongelukken zijn helaas niet uitgesloten, hoe goed we met z'n allen ook ons best doen om op de veiligheid te letten. Als er iets ernstigs gebeurt roep je natuurlijk zo snel mogelijk de leiding. Maar bij een aantal kleinere ongelukjes kun je ook heel goed zelf iets doen.

Splinters
Het kan voorkomen dat je bij het pionieren of bij het hout sprokkelen een splinter in je vinger krijgt. Op zich hoeft dat helemaal niet erg te zijn. Je moet de splinter er alleen wel uit halen, anders gaat je vinger ontsteken. Om een splinter eruit te halen gebruik je een pincet en wat ontsmettingsmiddel, bijvoorbeeld betadine of sterilon (liever geen jodium, want sommige mensen zijn daar allergisch voor en bovendien kan het bederven). Met de pincet trek je de splinter eruit, in dezelfde richting als dat hij erin is gegaan. Pas daarbij op dat de splinter niet breekt. Als de splinter eruit is doe je wat sterilon op het wondje en klaar is Kees! Als de splinter helemaal onder je huid geschoten is kun je proberen om met een naald het huidlaagje boven de splinter weg te peuteren, zodat je er met het pincet bij kunt. De naald moet je wel eerst verhitten of ontsmetten met sterilon voordat je hem kunt gebruiken. Lukt het niet om de splinter eruit te krijgen of is hij halverwege afgebroken in je huid, ga dan toch even langs de huisarts.
Bloedneus
Als je een bloedneus krijgt moet je met je duim en wijsvinger je neus goed dichtknijpen, net onder je neusbotje. Terwijl je zo je neus dichtgeknepen houdt blijf je ongeveer tien minuten in schrijfhouding zitten. Je neus is dan licht voorover gebogen, zodat er geen bloed in je keel kan lopen. Is na tien minuten het bloeden nog niet gestopt, ga dan even langs de huisarts.
Snij- en schaafwonden
Bij kleine snijwonden plak je gewoon een pleister over het sneetje heen. Ontsmetten met betadine of sterilon is niet nodig omdat de wond vanzelf schoon bloedt. Bij grotere snijwonden leg je een snelverband aan over de wond en ga je zo snel mogelijk langs een dokter. Houdt het gewonde lichaamsdeel zo veel mogelijk boven je hart om het bloeden af te remmen. Bij schaafwonden gebruik je bijna nooit verbandmateriaal. Je spoelt een schaafwond schoon onder de kraan, ontsmet hem met betadine of sterilon en laat hem verder zoals hij is. Op die manier kan de wond goed luchten en geneest hij sneller. Alleen als je bang bent dat er opnieuw vuil in komt plak je er een pleister of wat steriele gaasjes overheen. Mocht de wond toch gaan ontsteken, ga dan even langs de huisarts.
Snelverband
Het snelverband gebruik je voor een verband dat snel aangelegd moet worden, bijvoorbeeld bij ernstige bloedingen. Het snelverband bestaat uit twee steriele gaasjes met daartussen witte watten. Aan dat geheel zit aan twee kanten een rolletje verband van ongeveer dertig centimeter. Zo'n verbandrolletje noem je ook wel een zwachtel. Je legt het snelverband als volgt aan:
1. Haal het snelverband uit de verpakking, maar zorg dat het opgevouwen blijft. Houd het zo dat de twee rolletjes verband aan de bovenkant zitten.
2. Pak nu in iedere hand een rolletje en houd het snelverband boven de wond.
3. Beweeg beide handen uit elkaar. Het snelverband klapt nu open. Breng
4. Het geopende snelverband nu in één keer op de wond aan; het mag niet meer verschoven worden.
5. Neem één van de rolletjes verband en maak daarmee een slag, voor de ene helft over het verband en voor de andere helft op de huid. Doe hetzelfde met het andere rolletje verband.
6. Vervolgens wikkel je het verband dakpansgewijs naar het midden toe. Je overlapt de vorige slagen dus steeds voor een deel.
7. Knoop tenslotte beide uiteinden met een platte knoop aan elkaar. Deze platte knoop mag niet op de wond komen te liggen!

F. Kaart en kompas
Bij de Scouts lopen of fietsen we regelmatig een tocht. In Scoutingtermen heet dat een hike. De routebeschrijving die je op zo’n hike meekrijgt zal er niet altijd uitzien zoals je gewend bent. Een enkele keer tref je wel aanwijzingen aan in de vorm "Neem de eerste straat links, dan de tweede rechts, ...", maar meestal zijn ze wat uitdagender. De aanwijzingen kunnen allerlei vormen aannemen, van stukjes kaart tot puzzels. Deze vormen noemen we routetechnieken. Hieronder vind je de uitleg van een aantal routetechnieken die je voor je witte kaart moet kennen. De route technieken zijn allemaal uitgewerkt aan de hand van dit kaartje. Als je deze erbij houdt dan moet het goed gaan.
Kijk goed in je routeboekje of zandpaden, voetpaden en dergelijke ook meetellen.

Kruispuntenroute
Bij een kruispuntenroute rijn de kruispunten stuk voor stuk getekend. Onderaan het kruispunt kom je vandaan en de pijl geeft aan waar je heen moet. Een zandpad of een smalle weg wordt soms gestippeld. De kruispunten zijn genummerd in de volgorde waarin je ze tegenkomt. Het is in het algemeen niet zo dat ze ook in die volgorde getekend zijn! Kruispunt nummer 1 kan best wel eens helemaal achteraan staan.

Stripkaartroute
Een stripkaart (niet strippenkaart!) is een verticale lijn met links en rechts horizontale of schuine dwarsstrepen. De verticale lijn is de route die je moet lopen. De dwarsstrepen zijn de wegen waar je niet in moet gaan. Je begint je route beneden aan de verticale lijn. Je gaat omhoog langs die lijn in de richting van het doel, helemaal bovenaan de lijn. Elke keer dat er een streepje aan de rechterkant van de lijn staat laat je een weg aan je rechterkant liggen. Die weg die je laat liggen ligt dus rechts van de lijn tussen de weg waar je vandaan komt en die waar je in gaat. Ditzelfde geldt natuurlijk omgekeerd voor een streepje aan de linkerkant. Er kunnen nooit twee wegen overblijven!
Oleaat
Op een doorzichtig stuk papier is een (kronkelige) lijn getekend. Het ene uiteinde van de lijn is het begin van de route. Vaak weet je waar dat beginpunt is, bijvoorbeeld omdat je daar begint met je tocht. Je legt het begin van de lijn op een stafkaart gelijk met het punt waar je je bevind. Je moet het doorzichtige papiertje (het oleaat) dan zo draaien dat de lijn samenvalt met de wegen en paden op de kaart. De lijn geeft dan precies aan hoe je moet lopen/fietsen. Om het moeilijker te maken kun je het oleaat ook verkleinen of vergroten.

Kompas koers
Dit spreekt eigenlijk voor zichzelf. Je krijgt een aantal kompasrichtingen (in graden). Op elk kruispunt moet je met je kompas schieten om te kijken welke richting je op moet. Een kompas is gebaseerd op 16 winstreken. Voordat we gaan uitleggen hoe een kompas werkt. Moeten deze eindstreken eerst zijn uitgelegd.

Zestien windrichtingen
Als je iemand duidelijk wilt maken in welke richting een bepaald dorp ligt kun je natuurlijk gaan wijzen. Dit kan echter alleen als je zelf in de buurt bent. Bij een routebeschrijving op papier zul je een andere manier moeten gebruiken om de richting aan te geven. Wat je dan kunt doen is te vertellen in welke windrichting (of windstreek) het dorp ligt. Een cirkel met windrichtingen noemen we een windroos.
Kennismaking met het kompas
Als er nu in de routebeschrijving staat dat we naar het zuidwesten moeten dan weten we nog steeds niet waar we heen moeten. We hebben een instrument nodig dat ons vertelt waar bijvoorbeeld het noorden ligt. Al eeuwen lang wordt hiervoor een kompas gebruikt. In feite is dit niets anders dan een doosje met daarin een draaibare naald, die altijd naar het noorden wijst.
De kompassen die wij gebruiken zijn de Rectakompassen. Voorlopig hoef je alleen te onthouden dat de rode kant van de kompasnaald altijd naar het noorden wijst en de witte kant altijd naar het zuiden. Dat de naald van een kompas altijd naar het noorden wijst komt doordat de aarde magnetisch is. Het is net alsof er binnen in de aarde een grote staafmagneet zit. De uiteinden van deze magneet zitten bij de noordpool en de zuidpool. Als er een heleboel ijzer of een andere magneet in de buurt is dan kan het gebeuren dat de kompasnaald daar naar toe gaat wijzen en niet meer naar het noorden. Gebruik een kompas daarom nooit te dicht bij een auto, een hoogspanningsmast, een ijzeren brug of iets dergelijks.
Als je werkt met een kompas praat je over handgrepen. Er zijn in totaal 5 handgrepen, waarvan je er 2 in de witte kaart krijg. Een op het kompas ingestelde richting uitzetten in het terrein en een richting in het terrein op het kompas instellen
Een op het kompas ingestelde richting uitzetten in het terrein.
Dit is een techniek die je het vaakste krijgt als je een tocht loopt. Hiervoor krijg je een richting in graden. Laten we zeggen 90°. Deze stel je in op de kompasroos (vaak ik het laatste cijfer op de roos weggelaten). Nu hou je de kompas zo plat mogelijk en draai de complete kompas totdat het rode gedeelte van de kompasnaald precies tussen de twee streepjes in ligt. Dit is de richting die je uit moet lopen.
Een richting in het terrein op het kompas instellen.
Deze techniek krijg je wel een op post tijdens de hike. Je draait hierbij de kompas net zo lang totdat de kompas zelf recht staat op het voorwerp. Draai nu de kompasroos net zo lang totdat het rode

Coördinaten
Een coördinaat is een zeer nauwkeurig bepaalde plek op een kaart. Je hebt dan alleen een stafkaart en een kaarthoekmeter nodig. Je ziet meestal aan de linker en onderkant van een kaart cijfers staan. Als je een coördinaat op wil zoeken ga je als volgt te werk:
Het coördinaat is 2370 - 63,80.
We zoeken eerst 2370 - 63,80, we zoeken weer huisje in, trappetje op. Eerst zoeken we 23 op de horizontale as. Daarna zoeken we 63 op de verticale as. Deze komen op een punt samen (zie tekening).
Nu legen we de kaarthoek meter met de goede schaalverdeling op de punt. We schuiven de kaarthoek meter eerst 70 naar rechts en daarna 80 naar boven. We komen nu op het punt terecht van het coördinaat 2370 - 6380.
Coördinaat gevonden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten